BOEKBESPREKING

Zwanenzang van een rijksbouwmeester

Floris Alkemade (2020)

De toekomst van Nederland. De kunst van richting te veranderen.

Uitgeverij THOTH, Bussum

Na 20 jaar verzelfstandiging, een ontwrichte woningmarkt met astronomische huur- en koopprijzen, decentralisatie, bestuurlijke drukte en bestuurlijke inertie, prestatieafspraken, wetswijzigingen en convenanten mogen we constateren dat het niet goed gaat met bouwen, wonen, mobiliteit en duurzaamheid in Nederland. Verandering is nodig.

De roep om hernieuwde invloed van de rijks­overheid op de ruimtelijke ordening klinkt steeds luider, van links tot rechts. Ons gedecentraliseerde stelsel blijkt onvoldoende in staat te voldoen aan de behoeften van huishoudens. Daarom is er bij gemeenten, provincies, corporaties , ontwikkelaars, banken en huurders en kopers behoefte aan een nieuw bestuurlijk stelsel, dat over een periode langer dan vier jaar zorgt voor enige consistentie in het beleid op het gebied van bouwen, wonen , infrastructuur en duurzaamheid, kortom: wat vroeger 'ruimtelijke ordening' heette. Dat blijkt uit de talloze, soms emotionele pleidooien in dagbladen, vakbladen en sociale media. Maar zo' n oproep is iets anders dan een doortimmerde, toetsbare, op kennis, kunde en ervaring gebaseerde visie op de ruimtelijke inrichting van Nederland, inclusief een beeld van de daarvoor benodigde bestuurlijke structuur.

Uw recensent was daarom zeer verheugd toen de flexwerkende postbode De toekomst van Nederland. De kunst van richting te veranderen van scheidend rijksbouwmeester Floris Alkemade in zijn bus deed belanden. Alkemade is tenslotte een vooraanstaand denker,  architect,  stedenbouwer en stuwende kracht achter het wereldberoemde Office for Metropolitan Architecture (OMA ) van Rem Koolhaas.

De inhoudsopgave van Alkemades boek getuigt van een brede blik: van de Griekse wijsgeren tot Michel Houellebecq. Vol vertrouwen begon ik aan De toekomst van Nederland, in de veronderstelling dat Alkemade ons zou wijzen welke kant dit land op moet en welke concrete stappen we daartoe moeten zetten.

Maar dat viel akelig tegen. Alkemade schetst als een soort eindtijdprofeet de nakende onder­ gang der mensheid aan de hand van apocalyptische beelden. Hij wijst op de noodzaak van richting te veranderen, maar doet 129 pagina's geen enkel concreet voorstel daartoe, ook niet op zijn eigen vakgebied. Zijn diffuse eindtijdverhaal begint al in het voorwoord, waarin Alkemade de termen introduceert die de kern vormen van zijn betoog: een ander waardenstelsel en een ander waardenbesef (p.10 ).

Keer op keer geeft Alkemade een voorzet: hij stelt - terecht - dat afnemende biodiversiteit en klimaatverandering een ruimtelijke component hebben. Maar steeds als je denkt dat er concrete ruimtelijke voorstellen komen, vervalt hij in vaagheden: het herpositioneren van de cultuur, het onder ogen zien van de realiteit en de vraag of we sterk genoeg zijn om in onze eigen tijd te leven (pp.16-17). Die laatste vraag houdt me trouwens al dagen bezig, vooral omdat Alkema­de verwijst naar middeleeuwse onthechting en autarkie.

Daarna volgt een autobiografisch hoofdstuk over Alkemades middelbareschooltijd bij de paters, zijn studietijd op kamers bij een alcoholist en zijn werkende leven bij Rem Koolhaas. Het eindigt met de constatering dat een goed ontworpen beeld een onweerstaanbaar verlangen naar verandering kan oproepen. Volgen er concrete voorstellen? Nee, het volgende hoofdstuk beschrijft middeleeuwse tuinen, het ideaal van een gewogen omgang met de natuur en het einde van diezelfde levende natuur (pp. 28-33).

Naarmate je verder leest in De toekomst van Nederland begint het abstracte, zweverige, karakter ervan zich meer en meer te wreken. Er zijn al genoeg stukken over bouwen, wonen en ruimtelijke ordening die uitblinken in vaagheid of één enkel belang behartigen. En dus verwacht je van een eminent denker en rijksbouwmeester een heldere analyse en dito voorstellen om de problemen mee te lijf te gaan.

Maar Alkemade voert aan de hand van de Griekse wijsgeren de elementen aarde, water, lucht en vuur ten tonele, inclusief de ontwikkelingen die deze elementen bedreigen. We lezen dat het gros van de inwoners van dit land woont en werkt in gebieden die onder de zeespiegel liggen. Een interessante constatering, gelet op de stijging van die spiegel en, zou je zeggen, aanleiding ruimtelijke oplossingen te beschrijven waarmee voorkomen wordt dat we natte voeten krijgen. Maar nee, verder dan de hartenkreet dat het onze eer te na zou moeten zijn geen oplossing voor dit aanstaande probleem te bedenken gaat Alkemade niet.

En zo gaat het door. Na De Metamorfose, een paragraaf waarin Alkemade met zijn eindtijdfilosofie gemakshalve voorbijgaat aan decennia (landelijke en Europese) milieuregelgeving, volgen uiteenzettingen over de markt, gesymboliseerd door volkorenbrood, en de terugtredende overheid, gesymboliseerd door mensenvrienden als Poetin, Trump en Kim Jong-un. Van die laatste betwijfel ik trouwens of in zijn land sprake is van een terugtredende overheid. Terloops poneert Alkemade de stelling dat wetenschappers, ontwerpers en musici geridiculiseerd en gemarginaliseerd worden. Hoe hij daarbij komt is onduidelijk, tenzij hij musici als G. Jolink en M. Borsato bedoelt, maar dan lijkt me die ridiculisering terecht (pp. 50, 55, 59). Dan gaat het opnieuw over de stijging van de zeespiegel, de evacuatie van mensen uit laaggelegen gebieden, de negatieve rol van Facebook, Twitter en andere sociale media. Opnieuw signaleert Alkemade een probleem: de hallen van logistieke centra die beslag leggen op kwetsbare landschappen (p.79). En opnieuw geen spoor van een oplossing, van een voorstel, een idee.

Alle andere clichés (van bladblazers tot 'solidariteitsvraag') en open deuren ('integraal nadenken') zal ik u besparen (p.100). Met misplaatste nostalgie, het opnieuw tot leven willen wekken van het voormalige ministerie VROM, zal ik u evenmin vermoeien. Tenslotte toont Alkemade aan dat het leerstuk der sociologie hem niet ontgaan is: door in desolate (sic!) buitenwijken prefab houten woningen te bouwen zullen de informele contacten tussen nieuwe en bestaande (bedoeld wordt: zittende) bewoners 'vanzelfsprekender aanwezig zijn' (p.110). Waarvan akte.

Vlak voor de conclusie besteedt Alkemade - net als zijn leermeester Koolhaas - nog even aandacht aan de periferie. Nu zijn die gebieden ineens niet meer desolaat, maar een 'bastion van authenticiteit'. Na 129 pagina's kom je tot de conclusie dat het een pamflet is zonder concrete voorstellen om de problemen waarmee dit land worstelt op te lossen. Die oplossingen zijn, laat daarover geen misverstand ontstaan, niet makkelijk te realiseren. Maar ik verwachtte van Alkemade dat hij in De toekomst van Nederland in ieder geval enkele hanteerbare voorstellen zou doen om de huidige problemen op te lossen, zeker gezien de groeiende maatschappelijke consensus daarover.

Misschien ligt de functie van rijksbouwmeester ambtelijk of politiek zo lastig dat een nadrukkelijke aanzet tot ingrijpende verandering bij voorbaat kansloos is. Of, ik zeg het met de nodige schroom, ontbreekt het Alkemade aan een visie op de ruimtelijke toekomst van dit land, maar ook en vooral aan concretisering van die visie. In feite is De toekomst van Nederland een vroom, bijna religieus geschrift, dat teruggrijpend op lang vervlogen tijden pleit voor solidariteit, eensgezindheid en harmonie. Of je daarmee de files oplost, mensen aan een woning helpt of desolate buitenwijken omtovert tot lustoorden vraag ik me ten zeerste af. Maar wellicht kan dit pamflet dienen als discussiestuk tijdens de komende kabinetsformatie.

Amsterdam, Rens Smid
In: Tijdschrift voor Historische Geografie, 5e jaargang, nummer 4 (2020).
Uitgeverij Verloren, Hilversum. ISSN 2468-2187